woensdag 14 augustus 2013

Kasjmier verdriet anno 2013


   Met haar ogen pint ze zich vast op de bloesems van de rode zijde katoenboom. Ze droomt van kasjmier weefsels rond haar lichaam gesponnen. Golvend op haar huid als de wind erdoor jaagt zoekend naar een speelkameraad. Een altijd weer vruchteloze zoektocht.
   Ze ziet zichzelf badend in kurkuma kleuren terwijl ze met haar zus speelt. Klemvast in elkaars armen draaien ze ijle rondjes.
  De rode stippen op hun voorhoofd vormen een perfecte rode cirkel. Binnen de kring warmen vreugdekreten en simpel geluk zich aan elkaar op. De trillende, opgewarmde lucht is de voedingsbodem waaruit de godin Lakshmi als een lotus opschiet. Met open handen strooit ze haar witgoud licht en rijkdom over de beide zussen. Ze worden er duizelig dronken van.
   Alsmaar sneller en sneller draaien ze rond elkaar tot ze schuddebuikend op de grond vallen. Hun lichamen uiteenvallend als een openbloeiende lotus.
   Ze kijken elkaar aan. Niet beseffend dat hun tollen een poort naar de eeuwigheid was die hen door de verdampte godin is afgenomen. Ze zouden dit nooit meer beleven. Onwetend veren ze recht en lopen met gensters achter elkaar aan over de velden doorheen het dorp langs knikkende gezichten.
   Een donderklap. 
   Ze wordt terug in zichzelf geworpen. Het droombeeld van haar zus vliegt uit haar hoofd en vernevelt. Ze houdt haar hoofd met haar handen vast om ze niet te laten ontsnappen. Om de pijn te bedaren. Een bloedrode straal vloeit uit haar mondhoek over haar vingers. Dezelfde vingers die zich in stof en water beroeren om de dofheid van alledaagse dingen weg te nemen, alles te laten glanzen.
   Vale kleuren wemelen voor haar ogen. Een man krijgt gestalte. Harde woorden doven in haar hoofd uit. Sommige blijven op haar netvlies liggen. Plicht. Netheid. Orde. Nietsnut. Werken. De woorden worden waterig. Verdrinken in haar schaamte.
   Ze had zich laten verleiden door haar eigen zinderende herinneringen. Deze had ze al jaren in haar geheime hartkamer verborgen. De toegang ernaartoe was ze reeds vergeten. Maar de ontluikende bloesems van de rode zijde katoenboom krulden zich om haar hart. Even was ze weer op de plek waarvan ze hoopte daar altijd te zijn.
   Verdwaasd draait ze zich om en omklemt stevig haar borstel, alsof het haar laatste houvast was. De laatste dode stronk op deze wereld. Ze excuseert zich met krakende woorden bij haar huismeester. Ze wil wegrennen. Maar waar moet ze naartoe? Ze heeft verhalen gehoord van vriendinnen die in de stad dansen voor mannen. Ze wil niet weten welke zintuigen ze bij hen moet bevredigen om geld te verdienen. Haar huismeester kan haar zo verder verkopen of op straat gooien. Haar familie zou geen geld meer opgestuurd krijgen.
   Dus blijft ze hier gevangen. In het belang van de familie. Haar eigen belang weg geveegd. Zonder verdere vragen. Zonder dankbaarheid. Zo is het. En waar was haar zus?
   Dus schrobt ze haar jeugd verder weg. Ze drijft herinneringen naar buiten. Wringt haar dromen uit. In het spiegelbeeld van het bruinige water ziet ze haar jeugdige gezicht wemelen. Het lijkt wel tien jaar ouder. Ze drijft haar spiegelbeeld uiteen met een handveeg, heft haar hoofd op. Buiten perst de rode zijde katoen boom het sap verder in zijn rode bloemen tot kloppende harten die verder aanzwellen. Schoonheid deed nog nooit zo een pijn.

1 opmerking:

  1. Als je zo een boek van 300 blz of meer kan vullen, lees ik hem met veel plezier in enkele dagen uit. :-)

    BeantwoordenVerwijderen