Koudkil wacht ik
beneveld zonder drank
reflecterend zonder spiegel
Uitgeademd zonder in te ademen
De bruine koffer naast mij opent met een klik
vage herinneringen vervliegen en heldere
klampen zich aan mijn versleten schoenen vast
kruipen door mijn onzichtbare broek en huid
als maden met nagloeiende sporen
tot ook mijn lege oogkassen weemoedig stralen
Ik ruik de zoete ochtendtafel
van krant, croissant, keizerkinderen
die de koningin gehoorzamen
een koning die minzaam zwijgt
Ik zie papiermolens doordraaien
Schermen die e-mails in mijn gezicht spuwen
Binnenstromend telefoongerinkel langs draden
die baden in een nooit opdrogende klaagwaterval
Ik aanhoor de smorende heethoofden
die zaagmeel eten en herkauwen
tot houtsblokken voor hun voeten vallen
Zie hen ze furieus aansteken tot
ook hun verlangen is opgebrand
Uit de open koffer graait passie naar mijn hand,
schudt mijn levenslust weer los
met al haar Ooh's en Aah's
die enkel op plekken rondzwerven
waar verwondering en verrassing
nog vers te plukken valt
Ik voel sporen van speelse kletsen
op mijn huid branden van vrienden dichtbij
weet wie zij waren en wat ze nog worden
vastgeplakt aan aardse vaste grond
Geheel begreep ik meestal niets
Van de spellen des levens
en wie nu gewonnen had
en voor wie het spel uitgespeeld?
Mij leek het meestal beter
om aan de zijlijn te staan
waar het een vrolijke bende was
en trommels ongestoord
hun gang konden gaan
Ik ploegde me dapper doorheen
de loopgraven van het bestaan
hoorde liefdesbommen harten splijten
zag verwoed anderen de scherven weer lijmen
hoewel ook hun vel onderhuids was ontstoken
door vlammende pijlen die werden afgeschoten
Ik vond mijn plek
gaf een draai aan mijn bestaan
tot een chauffeur vergat op zijn rem te gaan staan
mijn zwaartepunt volgde gezwind de zwaartekracht
die haar greep kreeg op mijn nekwervels
waardoor mijn levensstroom werd afgeknakt
Voor een keer stipt op tijd
glijdt een zwarte ramen trein zich
stalenknarsend tot bij mij
Haar deuren openen
mijn volgeladen koffer sluit
jazzklanken wiegen me vooruit
trekken me zacht de stomende doodskist binnen
Er is gehuild, gewoeld,
gelachen, geleefd,...
En dat alles ging
in een rotvaart
voorbij.
beneveld zonder drank
reflecterend zonder spiegel
Uitgeademd zonder in te ademen
De bruine koffer naast mij opent met een klik
vage herinneringen vervliegen en heldere
klampen zich aan mijn versleten schoenen vast
kruipen door mijn onzichtbare broek en huid
als maden met nagloeiende sporen
tot ook mijn lege oogkassen weemoedig stralen
Ik ruik de zoete ochtendtafel
van krant, croissant, keizerkinderen
die de koningin gehoorzamen
een koning die minzaam zwijgt
Ik zie papiermolens doordraaien
Schermen die e-mails in mijn gezicht spuwen
Binnenstromend telefoongerinkel langs draden
die baden in een nooit opdrogende klaagwaterval
Ik aanhoor de smorende heethoofden
die zaagmeel eten en herkauwen
tot houtsblokken voor hun voeten vallen
Zie hen ze furieus aansteken tot
ook hun verlangen is opgebrand
Uit de open koffer graait passie naar mijn hand,
schudt mijn levenslust weer los
met al haar Ooh's en Aah's
die enkel op plekken rondzwerven
waar verwondering en verrassing
nog vers te plukken valt
Ik voel sporen van speelse kletsen
op mijn huid branden van vrienden dichtbij
weet wie zij waren en wat ze nog worden
vastgeplakt aan aardse vaste grond
Geheel begreep ik meestal niets
Van de spellen des levens
en wie nu gewonnen had
en voor wie het spel uitgespeeld?
Mij leek het meestal beter
om aan de zijlijn te staan
waar het een vrolijke bende was
en trommels ongestoord
hun gang konden gaan
Ik ploegde me dapper doorheen
de loopgraven van het bestaan
hoorde liefdesbommen harten splijten
zag verwoed anderen de scherven weer lijmen
hoewel ook hun vel onderhuids was ontstoken
door vlammende pijlen die werden afgeschoten
Ik vond mijn plek
gaf een draai aan mijn bestaan
tot een chauffeur vergat op zijn rem te gaan staan
mijn zwaartepunt volgde gezwind de zwaartekracht
die haar greep kreeg op mijn nekwervels
waardoor mijn levensstroom werd afgeknakt
Voor een keer stipt op tijd
glijdt een zwarte ramen trein zich
stalenknarsend tot bij mij
Haar deuren openen
mijn volgeladen koffer sluit
jazzklanken wiegen me vooruit
trekken me zacht de stomende doodskist binnen
Er is gehuild, gewoeld,
gelachen, geleefd,...
En dat alles ging
in een rotvaart
voorbij.