vrijdag 26 februari 2010

Kom maar dichter

Hebt u het al gezien
Wat ik heb
Ik heb

Hebt gij het niet
Gij niet
maar ik

Kom maar dichter
Ge moogt eens zien

Al duizenden zijn het
Vertrapte grasprieten

Door wie?
Door mij

Verzamelde voetstappen
in het platgetrapte gras
ik leg hen te rusten in een doos
Zodat ik weet
welke voetstap de mijne was

Een einde in zicht

Een barst
Druppels zwart
Dringen binnen
Overspoelen
Een tsunami tegen de poorten van het hart

Wat nog leeft
Wat nog beweegt
Verdort
en bederft

Monddood
Uitgedroogd
Snakkend naar leven
Een einde in zicht

maandag 15 februari 2010

Luna geeft zich aan Helios

Hoe ik toen vaag en verveld was,
kaal en weggevreten door duizenden zonder naam
Een maagdenvlies van fijn stof dat
mij omhulde
dat mij begroef

Gij zult mij niet de glorie geven
om te barsten van stralend genot
Maar gij verschaft me wel het universele geluk
mezelf te mogen wentelen in uw dragend licht.

Als ik het nodig heb,
zet gij mij buitenspel in het donker,
waar ik kan herbronnen
Terug de kracht vindend
om de tranen van de wereld
naar mij toe te trekken
Ze te laten oplossen
in de donkere ruimte.

Want tranen belemmeren te vaak
het zicht
op de grenzeloze
schoonheid
die mij omringt.
Niet enkel van de sterren
die verder niets anders te vreten krijgen
dan sterrenstof
om te schitteren in eigen wellust.

Veeleer de onderlinge gebondenheid
die ooit was en zal terugkeren,
alsof het gisteren was.
Gij houdt mij goed vast,
ik zal u nimmer ontgaan.

Ik zou u ook nimmer
willen ontlopen.
Hier blijf ik,
rondjes draaiend
omdat wij gebonden zijn.

Een band die geschapen is
om te blijven
en te zijn
en wie weet
om ooit te versmelten
Dat ik mij in uw diepste kern mag nestelen,
een bron van 15.000.000 ºC onverteerde oerkracht.